Jezus zegt tegen zijn discipelen in Johannes 16: 7-11: Doch Ik zeg u naar waarheid: Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal ik Hem tot u zenden. En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en gerechtigheid en van oordeel; van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; van gerechtigheid, omdat Ik heenga tot de Vader en gij Mij niet langer ziet; van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is.

In Johannes 14:1-3 staat: Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats heb gereid, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.
Volgens Lucas 24:49 geeft Jezus zijn discipelen de opdracht: Maar gij moet in de stad blijven, totdat gij bekleed wordt met kracht uit de hoge.

Handelingen 1:7-11 beschrijft een belangrijk gegeven: Hij( Jezus) zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judéa en Samaria en tot het uiterste der aarde. En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen. En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u is opgenomen naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.

Overeenkomstig het bevel van Jezus blijven de discipelen in Jeruzalem bijeen.
Dan gebeurt volgens Handelingen 2: 1- 8 het volgende:

En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de geest het hun gaf uit te spreken.
Nu waren er Joden te Jerualem woonachtig, vrome mannen uit alle volken onder de hemel; en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. En buiten zichzelf van verwondering zeiden zij: Zie, zijn niet al dezen, die daar spreken, Galileeërs? En hoe horen wij hen dan een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn?

Handelingen 2: 41-47
Zij dan, die zijn woord (dat van Petrus, zie de verzen 14-40) aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van heet brood en de gebeden.
En er kwam vrees over alle ziel en vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen. En allen, die tot het geloof gekomen en bijeenvergaderd waren, hadden alles gemeenschappelijk; en telkens waren er, die hun bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden; en voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten, en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.

Vanaf dat moment groeit de gemeente van Christus als kool.
Handelingen 21:20: Gij ziet, broeder, hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn zij ijveraars voor de wet.
In de beginperiode van de evangelisatie door de apostelen werden er voornamelijk Joden bekeerd. Kennelijk waren er tussen de belijdenis en het gedrag van de Joden en de Joodse christenen geen grote verschillen, die het bezoek van de christenen aan de tempel en de synagoge in de weg stonden.
Naarmate het succes van de christelijke evangelisatie groter wordt, worden de Joden jaloers en begin er een scheiding te komen tussen de Joden en de christenen.
Volgens Samuele Bacchiocchi werd er in rond het jaar 80 in het dagelijks gebed in de synagoge de formule ingevoegd: “Moge de afvallige geen enkele hoop hebben en moge het rijk der hoogmoed al in onze dagen worden ontworteld. Mogen de Nazareeërs en de afvalligen ten onder gaan in een ogenblik, mogen ze allen worden verwijderd uit het boek des levens, dat ze niet zullen worden geteld onder de oprechten. Gezegend zijt Gij, o God, die de hoogmoedigen neervelt”.
Deze invoeging toont aan, dat op dat moment de Joodse christenen nog met de andere Joden de synagoge bezochten.
Wie het Nieuwe Testament nauwkeurig leest, bemerkt een groot respect voor de Oudtestamentische wetten en voorschriften bij de apostelen.